Warmte
Binnen de REKS hebben we in 2023 de RSW 2.0 vastgesteld, als vervolg op de RSW uit 2019. In de RSW geven we invulling aan de overgang van aardgas (in huis) of steenkool (in de Amercentrale) naar duurzame alternatieven voor koken en het verwarmen van water, woningen en gebouwen. Denk bijvoorbeeld aan warmte uit bodem en water of restwarmte uit de industrie. De overstap op duurzame warmtebronnen noemen we de warmtetransitie.
Warmtevraag
De totale warmtevraag van Hart van Brabant voor woningen en andere gebouwen is 10.528 TJ (peiljaar 2018). We willen in 2030 20 tot 30 procent van de woningen geïsoleerd hebben, waardoor de vraag naar warmte vermindert. In de Regionale Structuur Warmte zoeken we naar duurzame warmteoplossingen om aan de toekomstige vraag naar warmte te voldoen.
De gemeenten brengen de mogelijkheden en voordelen van het isoleren van gebouwen op diverse manieren onder de aandacht. Kijk voor meer informatie onder Energiebesparing.
Warmteaanbod
Het warmteaanbod in de regio Hart van Brabant bestaat uit verschillende bronnen. Van biogas tot elektrisch verwarmen en restwarmte uit de industrie en van geothermie (aardwarmte) tot thermische energie uit afval- of oppervlaktewater. Niet elke bron kan overal in de regio worden ingezet omdat niet alle vormen van warmte even vervoerbaar zijn.
Amercentrale en warmtenet
Dertig jaar geleden hebben de energiebedrijven van de gemeenten Breda en Tilburg het (publieke) Amernet aangelegd, de zogenaamde stadsverwarming. De Amercentrale in Geertruidenberg is een elektriciteitscentrale. Een belangrijk deel van de Nederlandse elektriciteit wordt daar opgewekt. De restwarmte die daarbij vrijkomt wordt gebruikt voor het verwarmen van circa 51.000 woningen, waarvan 29.000 woningen in de regio Hart van Brabant, en enkele honderden bedrijven in Breda, Dongen, Heusden, Oosterhout, Tilburg en Waalwijk.
De Amercentrale wekt zijn energie op dit moment op met biomassa en voor een klein deel steenkool. De ambitie is om in 2024 volledig van steenkool af te zijn. Ook is het de bedoeling om te stoppen met biomassa en het warmtenet volledig van duurzame warmte te voorzien, bijvoorbeeld met geothermie en restwarmte uit de industrie.
Wat is er al gedaan?
We hebben alternatieven voor aardgas en de warmtevraag onderzocht. Op basis daarvan worden verschillende denkrichtingen uitgewerkt, die hebben geleid tot een nieuwe Regionale Structuur Warmte, de RSW 2.0 . Hierin komen onder andere de verdere ontwikkeling van mogelijke duurzame warmtebronnen en de mogelijkheden en effecten van een regionaal warmtenet aan de orde. Denk bij andere warmtebronnen bijvoorbeeld aan geothermie (aardwarmte) en aquathermie (warmte uit water).
Elke gemeente heeft verder een Transitievisie Warmte opgesteld. De resultaten van de nieuwe Regionale Structuur Warmte zullen dienen voor het bijstellen van de Transitievisies Warmte of als input voor de wijkuitvoeringsplannen, die de Transitievisie Warmte opvolgen. Andersom worden de gemeentelijke transitievisies gebruikt voor een verfijning van de Regionale Structuur Warmte.
We hebben ook een subsidieaanvraag voor het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW) gedaan, die is toegekend. Dat betekent dat we hiermee een aantal warmteprojecten kunnen gaan financieren. Ook hebben we een regiocoördinator kunnen aanstellen.
Wat staat er nog te gebeuren?
Via het Nationaal Programma Lokale Warmte (NPLW) hebben we financiering gekregen voor het aanstellen van een regionale coördinator en voor het uitvoeren vaan een aantal warmteprojecten. We maken nu een programmaplan, waarin staat met welke projecten we regionaal aan de slag gaan. Ook de verkenning van een publiek warmtebedrijf en het verder uitwerken van geothermie als warmtebron pakken we op, samen met de provincie. Tegelijkertijd blijven we inzetten op isoleren. We willen in 2030 20 tot 30 procent van de woningen geïsoleerd hebben.