De gemeenten Dongen, Gilze-Rijen, Goirle, Heusden, Loon op Zand, Oisterwijk en Tilburg en het Energiefonds Brabant gaan gezamenlijk duurzame elektriciteit opwekken in wind- en zonneparken. Daarvoor richten zij het Publiek Ontwikkelbedrijf REKS B.V. op. Met dit ontwikkelbedrijf pakt en houdt de overheid regie op de energietransitie, garandeert zij lokaal eigendom en wordt ook geïnvesteerd in klimaatmaatregelen binnen de regio. Daarmee neemt deze regio een unieke positie in Nederland in.
Van Klimaatakkoord naar publieke uitvoeringsorganisatie
Het Publiek Ontwikkelbedrijf komt voort uit de Regionale Energie- en Klimaatstrategie (REKS) uit 2021. Hierin hebben negen gemeenten, drie waterschappen en provincie Noord-Brabant vastgelegd hoe de regio bijdraagt aan de doelen uit het Klimaatakkoord: minstens 49 procent minder CO2 uitstoten in 2030 dan in 1990. Regio Hart van Brabant wil dat onder andere bereiken met de opwek van duurzame elektriciteit in ‘energiehubs’, locaties voor de grootschalige opwek van elektriciteit in wind- en zonneparken en de uitvoering van klimaatadaptatieprojecten.
Het Publiek Ontwikkelbedrijf gaat door de REKS-gemeenten aangewezen energiehubs ontwikkelen. Daarvoor zijn in de REKS 8 zoekgebieden aangewezen. De gemeenten hebben deze zoekgebieden in hun beleid vastgelegd en blijven het bevoegd gezag op het gebied van ruimtelijke ordening. Het Publiek Ontwikkelbedrijf zal de ontwikkeling van een aantal energiehubs op zich nemen, maar de overheden bepalen vanuit hun publieke taken en verantwoordelijkheden uiteindelijk waar dat kan door het verstrekken van een vergunning. De gemeente Waalwijk is al verder in dit proces en heeft ervoor gekozen de ontwikkeling van de twee energiehubs op haar grondgebied zelf op te pakken.
Kijkend naar de historie van de energiebedrijven is het geen unieke gedachte om als overheid de energieproductie zelf ter hand te nemen. Rik Grashoff, wethouder in Tilburg en voorzitter van Stuurgroep Publiek Ontwikkelbedrijf: “De Eneco’s van deze wereld waren oorspronkelijk allemaal overheidsbedrijven. De NS heeft de overheid nog altijd als enige aandeelhouder, en ons waterleidingbedrijf is ook een overheidsbedrijf. Het is dus niets nieuws. Er is niemand die erover piekert om de drinkwatervoorziening aan de markt te verpatsen. Waarom pakken we iets belangrijks als de energieproductie dan niet ook zelf op?”
Meer grip en tempo
Het Publiek Ontwikkelbedrijf heeft een paar belangrijke voordelen. Allereerst kunnen de overheden meer grip houden op de ontwikkeling van de wind- en zonneparken dan wanneer je dit overlaat aan marktpartijen. Als overheid ben je bovendien sowieso betrokken bij het ontwikkelproces, ook als je het aan de markt overlaat. Denk aan locatiekeuzes, ruimtelijke procedures, milieueffectrapportages en inwonerparticipatie. Als ondernemende overheid kun je er dan voor kiezen om het hele ontwikkelproces zelf op te pakken.
Daarmee kan een ontwikkelbedrijf meer tempo maken met de energietransitie. Doorgaans klopt een marktpartij pas bij een gemeente aan als zij een goede businesscase ziet. De afspraak om in 2030 in Hart van Brabant 1 Terawattuur aan duurzame elektriciteit op te wekken, geeft volgens Grashoff echter geen ruimte om daarop te wachten. “In 2025 moeten de vergunningprocedures zijn afgerond. Als je in zo’n korte tijd iets voor elkaar wilt krijgen, dan moet je het initiatief nemen. Wij wachten dus niet op de markt, maar zetten nu al stappen. Bijvoorbeeld door zoekgebieden aan te wijzen, die gebaseerd zijn op omgevingsonderzoeken. De eerste stappen in het ontwikkelproces hebben we daarmee al gezet.”
Lokale participatie en lokaal eigendom
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat wordt gestreefd naar 50 procent lokaal eigendom bij de exploitatie van wind- en zonneparken, een ambitie die Regio Hart van Brabant heeft onderstreept in haar Regionale Energie- en Klimaatstrategie (REKS). Dat betekent dat inwoners niet alleen betrokken worden bij de besluitvorming (participatie), maar dat zij ook mee moeten kunnen praten in de planfase, participeren en (financieel) profiteren bij de exploitatie. Dit heet lokaal eigendom. Het Publiek Ontwikkelbedrijf biedt hiervoor handvatten. Hoe dat gebeurt is afhankelijk van de hub en zal worden geregisseerd door het Publiek Ontwikkelbedrijf. Daarbij wordt er uitgegaan van minimaal 50 procent financiële participatie door inwoners in de fase van realisatie en exploitatie.
Grashoff: “Als je zelf ontwikkelt, dan sta je meer met je handen aan het stuur en kun je omgevingsparticipatie en lokaal eigendom garanderen. Dat vinden we belangrijk, omdat het bijdraagt aan het draagvlak. Bovendien zijn mensen die zelf participeren en aandeelhouder worden van een wind- of zonnepark, bijvoorbeeld via een lokale energiecoöperatie, positiever en meer betrokken. Daarom nemen we iedereen mee in het proces en laten we inwoners en bedrijven in de regio maximaal (financieel) profiteren van de energie-opwek.”
Integrale gebiedsopgave
Het opwekken van energie is in de kern een winstgevende aangelegenheid; er zijn niet voor niets marktpartijen die in energieprojecten stappen. Bij een publiek ontwikkelbedrijf staat winstmaximalisatie niet voorop, maar wordt een maatschappelijk doel nagestreefd. Zo wil de NS niet zo veel mogelijk geld verdienen, maar een goed treinsysteem neerzetten. Voor het Publiek Ontwikkelbedrijf geldt dit ook. Het streeft naar een duurzame energietransitie via een integrale gebiedsontwikkeling, waarbij ook rekening wordt gehouden met natuurontwikkeling en wensen op het gebied van infrastructuur en woningbouw.
Een voorbeeld is de koppeling van zonne- en windenergie. Als het weinig waait, schijnt doorgaans echter de zon. En als de zon niet schijnt heb je vaak meer wind. Dit levert een grillig patroon van energielevering op. Energetisch gezien is het daarom handig om zonne- én windenergie fysiek dicht bij elkaar op te wekken in energiehubs. Een Publiek Ontwikkelbedrijf kan dit belang laten meewegen, in afstemming met netbeheerders als TenneT en Enexis.
Als je nog een stap verder gaat, kun je in de energiehubs ook nadenken over de opslag en conversie van elektriciteit, bijvoorbeeld door het om te zetten in waterstof. Daar moeten we volgens Grashoff naartoe, want op ons elektriciteitsnet gaat de komende jaren een veel zwaarder beroep op gedaan worden. Grashoff: “Ons elektriciteitsnet raakt nu al overbelast. Dat noemen we ook wel netcongestie. Als de opwekpiek niet gelijk is aan de piek in afname, dan is het belangrijk om elektriciteit op te kunnen slaan. Elektriciteit heeft alleen de nare eigenschap dat het moeilijk is op te slaan. Toch moeten we daarnaartoe, bijvoorbeeld met batterijvoorzieningen. Bij de locatiekeuzes van de energiehubs in de REKS hebben we hier op een grof schaalniveau al rekening mee gehouden. Op een gedetailleerder niveau moet het Publiek Ontwikkelbedrijf dat gaan doen.”
Klimaatprojecten
Wat Hart van Brabant naast de oprichting van een publiek ontwikkelbedrijf nog meer van andere regio’s onderscheidt is de gezamenlijk gevoelde verantwoordelijkheid voor het oppakken van klimaatadaptatieprojecten. Denk daarbij aan het klimaatbestendig inrichten van een beekdal of bedrijventerrein. Hart van Brabant heeft namelijk te maken met verdroging op haar zandgronden en hittestress in de binnensteden en op bedrijventerreinen. Maar de regio is ook gevoelig voor wateroverlast en overstromingen in het noorden.
De regio zag daarbij mogelijkheden om de energie- en klimaatopgave te koppelen. Zo maakt het Publiek Ontwikkelbedrijf het mogelijk om klimaatprojecten uit de Regionale Klimaatagenda te financieren. Grashoff: “Met energieopwekking kan je geld verdienen, klimaatadaptatie kost vooral geld. Daarom hebben we afgesproken dat we bij de oprichting van het Publiek Ontwikkelbedrijf 4 miljoen euro investeren in het Regionaal Klimaatfonds, waarvan 2 miljoen direct bij oprichting. Daarmee kunnen we klimaatadaptatiemaatregelen bekostigen.”
De overheid als aandeelhouder
De oprichtingsakte voor het Publiek Ontwikkelbedrijf is op 13 juli getekend. De besloten vennootschap (bv) kent als aandeelhouders de deelnemende gemeenten en het Energiefonds Brabant. De gemeente Tilburg reserveert voor 5,9 miljoen euro aan aandelenkapitaal, de andere regiogemeenten samen voor 5,2 miljoen euro. De provincie neemt deel via een deelname door het Energiefonds Brabant (EFB), met de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM) als aandeelhouder. Het EFB legt eveneens 5,9 miljoen euro in. Deze bedragen worden uiteindelijk fasegewijs ingebracht, op basis van de ontwikkelvoortgang.
Het ingebrachte geld dient als werk- en ontwikkelkapitaal, afgezonderd van de 4 miljoen euro die wordt afgestort naar het Regionaal Klimaatfonds. Daarmee lopen de overheden als ondernemers een financieel risico, net als marktpartijen. De kosten gaan immers voor de baten uit. Grashoff: “We gaan veel kosten maken, terwijl we nog niets terugverdienen. Dat is een risico, maar we doen dat beheerst en weloverwogen, na uitvoering onderzoek. Dat heeft enorm veel tijd gekost. Wellicht is dit een reden dat andere regio’s terughoudender zijn met publieke ontwikkelbedrijven. Je moet dat risico wel willen en kunnen nemen.”
Aanloop- en vervolgproces
Aan de oprichting van het Publiek Ontwikkelbedrijf is sinds 2021 gewerkt. Toen werd in de REKS 1.0 afgesproken de mogelijkheden van een publiek ontwikkelbedrijf te onderzoeken. Begin 2022 hebben de provincie en de REKS-gemeenten een verklaring ondertekend waarin ze de intentie uitspraken om samen een publiek ontwikkelbedrijf op te richten. Op 11 juli 2023 hebben de Colleges van B&W van zeven gemeenten in Regio Hart van Brabant besloten over te gaan tot oprichting van het Publiek Ontwikkelbedrijf. In de gemeente Hilvarenbeek neemt het college van burgemeester en wethouders op 18 juli een definitief besluit over deelname aan het Publiek Ontwikkelbedrijf. De gemeente Waalwijk is al verder in het proces om tot twee energiehubs op haar grondgebied te komen en heeft ervoor gekozen de ontwikkeling zelf op te pakken. Ook hier wordt veel aandacht besteed aan de lokale participatie en de realisatie van ten minste 50 procent lokaal eigendom.
Omdat de regio pioniert met het ontwikkelbedrijf en dit een zorgvuldig proces is, heeft de oprichting langer geduurd dan verwacht. De weg naar oprichting was volgens Grashoff soms “best complex”, omdat elke gemeente haar eigen opvattingen, belangen en afwegingen heeft en haar eigen proces doorloopt. Uiteindelijk heeft elk College instemming van haar gemeenteraad nodig om in het Publiek Ontwikkelbedrijf te stappen. Grashoff: “Om dan toch tot zo’n gezamenlijk resultaat te komen, is vertrouwen en volledige transparantie nodig, ook bij kritische vragen. Moeten we kijken of we ons niet op het terrein van staatssteun begeven? Ja, dat moeten we goed onderzoeken. Komen daar juridische adviezen uit? Ja, hier zijn ze. Niets bij je houden, alles delen. Dat is gelukt en daar zijn we trots op. De oprichting van het Publiek Ontwikkelbedrijf is een mooie mijlpaal. Nu is het tijd om écht aan de slag te gaan.”