Verkennen, onderzoeken, verdiepen, testen, monitoren en evalueren. De aanpak van de wachttijden in de jeugdzorg is met het programmaplan Aanpak Wachttijden – Samen met de Toegang in volle gang. De pilotgemeenten Oisterwijk, Waalwijk en Tilburg zijn aan de slag met een eigen ‘inzicht’ in de structurele oplossing van de wachttijdenproblematiek. Dit gebeurt op basis van een nieuwe veranderingsmethodiek. “Inmiddels zijn de pilotgemeenten zover dat ze in 2023 de eerste oplossingen kunnen gaan testen”, aldus programmamanager Astrid van Oosterhout.
Om het wachttijdenprobleem goed aan te pakken is inzicht nodig in de oorzaken van het probleem. Hoe verloopt de jeugdzorg vanaf de eerste zorgvraag? Waar moet je beginnen om de zorg te verbeteren? Vanuit deze vraagstelling focust het programmaplan zich allereerst op de gemeentelijke toegang. Astrid van Oosterhout over de aanpak: “De oorzaken van de lange wachttijden zijn complex en hebben te maken met verschillende factoren. Daarom combineren we het vinden en toepassen van oplossingen met een nieuwe iteratieve werkwijze: in de praktijk kijken waar de problemen liggen, stap voor stap op kleine schaal onderzoeken wat wèl en wat niet werkt, verkennen, onderzoeken, verdiepen, interventies verbeteren of bedenken en in de praktijk testen, monitoren en evalueren. Dat hele proces herhalen we meerdere keren. Zo kunnen we uiteindelijk de wachttijdproblematiek stukje bij beetje oplossen.”
Systeembrede aanpak
De gemeenten worden hierbij ondersteund door het bedrijf Shoshin dat is aangesloten bij het Team Aanpak Wachttijden van het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ). “Door samen met Shoshin deze stappen te doorlopen kunnen de pilotgemeenten uiteindelijk zelfstandig de problemen aanpakken, en deze vervolgens zelf doorlopen met andere gemeenten.” Op deze manier zijn dit jaar per pilotgemeente sessies georganiseerd waar verschillende partijen bij aanwezig waren: mensen uit de zorg, ouders, jongeren, uitvoerders, wethouders, projectleiders van de gemeenten, en de programmamanager. “Die systeembrede aanpak waarbij jongeren, gezinnen, gemeenten en aanbieders de handen ineenslaan, is in mijn ogen cruciaal willen we onze doelstellingen halen.”
Hulp eerder afvangen
Inzichten in de problematiek en de mogelijke oplossingen verschillen per gemeente, zo ook in de pilotgemeenten Waalwijk, Oisterwijk en Tilburg. In Waalwijk is allereerst de focus gericht op de basisstructuur van de zorg en ondersteuning. Van Oosterhout: “Doel is om hulpvragen tijdig op de juiste plek en op het juiste moment op te pakken. Dat betekent dat alle vormen van zorg en ondersteuning – licht of zwaar – goed geregeld moeten zijn. In Waalwijk wordt de vindbaarheid van die lichte vorm van zorg als onvoldoende ervaren. Het gevolg is dat er veel lichte zorgvragen de toegang in Waalwijk binnenkomen die eigenlijk al daarvoor beantwoord kunnen worden door bijvoorbeeld de GGD.” Als je eenmaal je hulpvraag hebt gesteld, moet je volgens Van Oosterhout soms zes maanden bij zorgaanbieders op de wachtlijst staan voordat je hulp krijgt. “Risico is dat problemen tijdens het wachten alleen maar erger worden, waardoor inderdaad meer specialistische hulp nodig is.” Dit probleem is nu onderzocht, maar de oplossingen bleken niet goed aan te sluiten bij de werkpraktijk. “Ze waren gericht op zorgvragen in de basisstructuur. Er was echter juist behoefte aan wat zwaardere zorg binnen die basisstructuur, daarom kijken we samen met Waalwijk naar oplossingen voor zogenoemde middencomplexe zorgvragen. Dit hoort bij het iteratieve proces. Als iets niet werkt ga je terug naar de tekentafel. Daar is wel lef voor nodig ja, en wederzijds vertrouwen in het proces. Maar om structureel dingen te veranderen is dit de beste weg.”
Zorg en daarna?
In Oisterwijk is, samen met onder andere zorgaanbieders, contractmanagement en het lokale jongerenwerk, de focus gericht op een eerdere start van de goede nazorg, al tijdens de zorgbehandeling. Dit wordt in deze gemeente de ‘dakpanconstructie’ genoemd. Van Oosterhout: “Vaak houdt een zorgtraject volkomen abrupt op waardoor jongeren in een zwart gat terechtkomen. Wanneer ze terugvallen en opnieuw aankloppen bij de zorg, komen ze vaak opnieuw op de wachtlijst te staan.” In de pilot wil Oisterwijk het kind al tijdens het hulpverleningstraject ondersteunen en voorbereiden op het leven na de behandeling. “Zo is het kind dan beter in staat om zelf de draad weer op te pakken, met behulp van de omgeving, bijvoorbeeld de school of de ouders. Onderdeel van deze oplossingsrichting is om een goede ‘signaleringskaart’ te ontwikkelen: bij wie kan het kind of de ouders aankloppen als er problemen zijn? Hoe en waar kan het kind binnen zijn eigen omgeving extra ondersteuning vinden zodat het niet terug hoeft te vallen op de zorg? En als het kind terug moet vallen op zorg, dat het kind en de omgeving weten hoe ze dit kunnen aanpakken. Om dat goed te organiseren versterken we allereerst de directe omgeving van het kind, namelijk de school en ouders.” De maand januari 2023 wordt gebruikt voor de verdere uitwerking van dit concept. In februari/maart moet de eerste praktijktest worden uitgevoerd.
Normaliseren
In Tilburg is het programma geïntegreerd met een veranderingstraject dat al gaande is. Deze gemeente richt zich op het ‘normaliseren’ van de jeugdzorg: zorg zoveel mogelijk aanbieden in de directe leefomgeving van jongeren. Van Oosterhout: “Daarbij wordt gekeken naar wat het woord ‘normaliseren’ nu betekent en hoe dat goed kan worden vertaald naar de werkpraktijk. Vanuit die doelstelling worden inzichten geformuleerd, interventies ontwikkeld en vervolgens getest. Hier werken we meer vanuit de al bij deze gemeente bestaande structuur. Daarbij is al deskundigheid op het gebied van innoveren aanwezig. Daardoor kan de pilot Tilburg zelfstandiger draaien en is er minder ondersteuning nodig vanuit het programma voor het toepassen van de werkwijze.” Het afgelopen jaar heeft onderzoek in de wijkteams en andere professionals verandering van inzichten opgeleverd. “Uit deze ervaringen bleek dat het stramien van het ‘keukentafelgesprek’ niet het beoogde resultaat heeft. Deze vorm van gesprekken schiep vaak al te hoge verwachtingen waardoor de druk om toch zorg, en veelal te zware zorg, aan te vragen onnodig werd vergroot. Een snellere stap naar een uitgebreid plan van aanpak, vooral door de hulpverlening al te starten tijdens de gesprekken met de jongeren en ouders, is veel effectiever en verkleint het risico dat er naar zorg verwezen wordt. In verband hiermee kijkt Tilburg bijvoorbeeld hoe ze proactieve wijkteams en een wijkprofessional in kan zetten om oplossingen te bieden in de eigen omgeving van het kind, waarbij kind en ouders zelf de regie behouden. Deze en andere lessen en ervaringen met het normaliseren van de zorg worden in Tilburg tweewekelijks besproken. Eind dit jaar (2022) worden de eerste echte resultaten van de testfase verwacht zodat we begin volgend jaar andere wijkteams in Tilburg kunnen betrekken bij de nieuwe werkwijze en uiteindelijk de wijkteams van andere regiogemeenten.”
Vervolgtraject
Pilotgemeenten gaan volgend jaar door met het vinden, toepassen en uiteindelijk testen van alle interventies. Van Oosterhout: “In het eerste halfjaar van 2023 verwachten we de testresultaten. Daarvoor moeten nog veel vragen worden beantwoord. Op welke doelgroepen richt je je bijvoorbeeld als eerste bij het vinden, toepassen en testen van nieuwe interventies? Zo koos Oisterwijk bij haar plannen om áltijd en eerder een lichte vorm van nazorg te bieden, voor scholen en ouders. Deze en andere vragen spelen ook bij de andere gemeenten.” Haalbaarheid is een strikte voorwaarde. “De keuzes moeten realistisch zijn en voor een deel ook binnen het beschikbare budget passen. Ook moeten we kijken naar oplossingen die schaalbaar zijn, waarmee we bedoelen dat andere gemeenten in Hart van Brabant ervan kunnen leren en met de oplossingen en inzichten aan het werk kunnen gaan. Daarbij zal de nieuwe iteratieve aanpak, dus stap voor stap verbeteringen onderzoeken, testen, evalueren en doorvoeren voor iedere regio en gemeente, leidend zijn.”
Commitment
Van Oosterhout is even gedreven als optimistisch over het slagen van de gekozen aanpak, maar ziet ook nog genoeg uitdagingen. “Het gaat om structurele procesverbeteringen. Een geslaagde test is niet voldoende, daarna moet je ook daadwerkelijk aan de slag met de nieuwe interventies, actie ondernemen door te doen en proberen. Er is bestuurlijke ruimte om fouten te maken. Nu de problemen aanpakken is sneller en effectiever dan eerst focussen op lange trajecten om te komen tot onderbouwing, onderzoek etc. Het commitment is er. We hebben de inzichten immers gemaakt op basis van een bottom-up benadering waarbij we zijn uitgegaan van de ervaringen en ideeën van de mensen die in de praktijk met de jongeren en hun ouders werken. Het is mijn volle overtuiging dat we slagen als we het samen gaan doen en blijven doen.”
Meer weten?
Kijk voor meer informatie op de website van Regio Hart van Brabant >
Auteur: Rik Weeda
Illustratie: Astrid van Oosterhout